首页> 外文OA文献 >Internationaalrechtelijke aspecten van het Veiligheids- en Defensiebeleid van de EU, met bijzondere aandacht voor het recht der gewapende conflicten en mensenrechten.
【2h】

Internationaalrechtelijke aspecten van het Veiligheids- en Defensiebeleid van de EU, met bijzondere aandacht voor het recht der gewapende conflicten en mensenrechten.

机译:欧盟《安全与防御政策》的国际法方面,尤其关注武装冲突法和人权法。

摘要

De Europese Unie (EU) heeft sinds haar oprichting door het EU-Verdrag, geleidelijk aan een Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid ontwikkeld. Het Verdrag van Amsterdam voerde de mogelijkheid in voor de EU om de veiligheids- en defensieaspecten hiervan binnen de EU zelf uit te voeren in plaats van via de West-Europese Unie. Op de Europese Raden van Keulen en Helsinki in 1999 werd besloten om van deze mogelijkheid gebruik te maken en werd het (Gemeenschappelijk) Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) gelanceerd. Vervolgens werd dit geleidelijk verwezenlijkt door het oprichten van politiek-militaire structuren binnen de EU, door het overnemen door de EU van de crisisbeheersingsfuncties van de West-Europese Unie en door het toezeggen door de lidstaten van de nodige strijdkrachten, burgerpersoneel en middelen. Een en ander werd verankerd in het EU-Verdrag door het Verdrag van Nice. Het EVDB werd beperkt operationeel verklaard in december 2001 en volledig operationeel, zij het met “erkende beperkingen”, in mei 2003. In 2003 lanceerde de EU vervolgens haar eerste militaire en civiele operaties; die operaties zijn snel toegenomen in aantal en omvang en zijn zeer divers (op 30 juni 2008 waren er reeds 20 operaties gelanceerd). In december 2003 keurde de Europese Raad bovendien de Europese Veiligheidsstrategie goed met als titel “Een veiliger Europa in een betere wereld”.Nu het EVDB zich meer en meer manifesteert door deze operaties, rijzen een aantal juridische vragen, o.a. met betrekking tot de internationale rechtsgrond voor deze operaties, de draagwijdte van het EVDB onder het EU-Verdrag en het recht dat van toepassing is op deze operaties. Gelijkaardige vragen zijn reeds voor andere internationale veiligheidsorganisaties aan de orde (gesteld), b.v. de toepasselijkheid van het recht der gewapende conflicten op vredesoperaties van de Verenigde Naties en de legaliteit van de luchtoorlog van de NAVO over Kosovo in 1999. Niettemin rechtvaardigt de specifieke aard van de EU – met name op juridisch vlak – een afzonderlijke analyse voor de EU, vooral inzake mensenrechten. Er is immers veel rechtspraak over de mensenrechtelijke verplichtingen van de EU/Europese Gemeenschappen.Ondanks een aanzienlijke hoeveelheid vakliteratuur over het EVDB, zowel vanuit Europees- als vanuit internationaalrechtelijk perspectief, is er slechts zeer weinig geschreven over de praktijk van de EVDB-operaties en de specifieke juridische aspecten daarvan, zoals het toepasselijke recht. Dit proefschrift beoogt deze lacune te vullen; het behandelt daarom niet alle internationaalrechtelijke aspecten van het EVDB maar bestudeert vooral de vraag van het recht toepasselijk in EVDB-operaties. De vrij grote transparantie inzake het EVDB laat bovendien toe een goed inzicht te krijgen in de juridische aspecten van dergelijke operaties – hetgeen voor andere internationale veiligheidsorganisaties minder het geval is. Europeesrechtelijke aspecten van het EVDB komen in beginsel niet uitvoerig aan bod. Wanneer dergelijke aspecten echter relevant zijn voor de internationaalrechtelijke aspecten, worden zij uiteraard wel besproken. Dit is b.v. het geval voor de internationale rechtspersoonlijkheid van de EU en haar verdragsbevoegdheid en de draagwijdte van de EVDB-taken onder het EU-Verdrag.Doorheen dit proefschrift is het uitgangspunt wat betreft de EU het EU-Verdrag zoals dat in werking is op 30 juni 2008. Waar relevant worden echter ook de wijzigingen besproken die zouden voortvloeien uit het Verdrag van Lissabon. Het onderzoek is afgesloten op 30 juni 2008.Deel I gaat uitvoeriger in op het EVDB en de juridische aspecten daarvan. Daarvoor overloopt het eerst kort de historische ontwikkeling van het EVDB in Hoofdstuk 1. Dit wordt gevolgd door een beknopte bespreking van de voornaamste kenmerken en aspecten van het EVDB, inclusief mogelijke toekomstige ontwikkelingen onder het Verdrag van Lissabon, in Hoofdstuk 2 en door een overzicht van de meeste EVDB-operaties die tot nog toe zijn gelanceerd, en de juridische aspecten daarvan, in Hoofdstuk 3. Dit deel sluit af met een identificatie en bespreking van de voornaamste internationaalrechtelijke aspecten van het EVDB in Hoofdstuk 4, met de nadruk op de draagwijdte van het EVDB, de internationale rechtsgrond voor EVDB-operaties, de verenigbaarheid van de neutraliteit van bepaalde lidstaten met het EVDB en, zeer kort, het toepasselijk recht in EVDB-operaties. Dit laatste aspect komt immers uitvoerig aan bod in Deel III.Vooraleer dit laatste aspect kan worden uitgediept in Deel III, moet echter een voorafgaande en vrij fundamentele maar nog slechts beperkt bestudeerde vraag worden onderzocht, namelijk welke zijn de internationale verplichtingen die bindend zijn voor internationale organisaties onder internationaal recht? De analyse van deze vraag in Deel II begint met het juridisch statuut van internationale organisaties in het internationaal recht (Hoofdstuk 5). De inzichten van dit Hoofdstuk worden vervolgens in Hoofdstuk 6 toegepast op de EU. Daarna behandel ik in Hoofdstuk 7 de eigenlijke voorafgaande vraag in welke mate internationale organisaties in het algemeen en de EU in het bijzonder zijn gebonden door het internationaal recht.Deel III bestaat uit een korte inleiding tot het juridisch kader voor en recht van toepassing in EVDB-operaties, gevolgd door de kern van het proefschrift, namelijk de toepasselijkheid van het recht der gewapende conflicten[1] (Hoofdstuk 8) en mensenrechten (Hoofdstuk 9). Deze laatste twee hoofdstukken behandelen zowel enkele aspecten eigen aan beide rechtstakken, inclusief m.b.t. vredesoperaties in het algemeen, als de verplichtingen van de EU en de deelnemende landen specifiek in EVDB-operaties, op basis van de conclusies van Deel II. Daarbij wordt ook uitvoerig stilgestaan bij de relatie tussen deze twee takken van het internationaal recht.In het algemeen besluit worden de volgende zes elementen benadrukt:Ten eerste zijn internationale organisaties met internationale rechtspersoonlijkheid in aanzienlijke mate onderworpen aan het internationaal recht op grond van deze rechtspersoonlijkheid en door middel van verschillende bronnen, waarvan er een aantal van toepassing zijn op alle internationale organisaties en een aantal eigen zijn aan elke organisatie. Deze bronnen omvatten o.a. hun oprichtingsverdragen en daarmee verbonden instrumenten; andere onderdelen van hun intern recht, inclusief algemene rechtsbeginselen daarin erkend en beslissingen van bevoegde organen; verdragen door hen gesloten; internationaal gewoonterecht; algemene rechtsbeginselen erkend door het internationaal recht en slechts uitzonderlijk verdragen gesloten door hun lidstaten.Ten tweede, op grond van de internationale rechtspersoonlijkheid van de EU, die zij onder internationaal recht nu reeds bezit, heeft de Unie eigen rechten en plichten onder internationaal recht, inclusief wat betreft het recht der gewapende conflicten en mensenrechten. Specifieke verplichtingen vloeien voort uit verschillende bronnen, waaronder artikel 6 EU-Verdrag, algemene beginselen van EU-recht, internationaal gewoonterecht en in de toekomst mogelijk de toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hoewel de toepassing op de EU als internationale organisatie bepaalde aanpassingen kan vergen, lijken er m.b.t. het recht der gewapende conflicten en mensenrechten weinig dergelijke wijzingen nodig. Daarom wordt geargumenteerd dat de volledige toepasselijkheid kan worden vermoed en het aan de EU is aan te tonen dat een bepaalde regel niet of slechts mits aanpassingen op/door haar kan worden toegepast. Inzake mensenrechten wordt wel gesteld dat het debat rond het extra-territoriaal toepassingsgebied minder relevant is voor internationale organisaties ten voordele van hun per definitie functionele rechtsmacht.Ten derde, het internationaal recht van toepassing op het uitvoeren van EVDB-operaties bestaat uit een complex geheel van regels van internationaal en EU-recht, inclusief in sommige gevallen mensenrechten en het recht der gewapende conflicten. Deze laatste twee rechtstakken zijn toepasselijk in een EVDB-operatie wanneer deze operatie binnen het toepassingsgebied van deze regimes valt, d.w.z. respectievelijk deelname aan een gewapend conflict of bezetting van grondgebied zonder instemming enerzijds en het uitoefenen van gezag – hoe beperkt ook – over personen en/of grondgebied anderzijds. Ten vierde, wanneer mensenrechten toepasselijk zijn in EVDB-operaties, moet rekening worden gehouden met de specifieke context. Dit kan leiden tot beperkingen en zelfs afwijkingen ten gevolge van een noodtoestand, de impact van een resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de toepasselijkheid van het recht der gewapende conflicten, dat soms als lex specialis primeert, en, in zekere mate, de regionale invulling van sommige mensenrechten. Als correct rekening wordt gehouden met deze elementen, kunnen mensenrechten in EVDB-operaties worden toegepast zonder een succesvolle uitvoering van het mandaat en de missie in het gedrang te brengen.Ten vijfde, op basis van het bevel en de controle uitgeoefend door de EU over EVDB-operaties, is de EU in principe de belangrijkste entiteit verantwoordelijk voor het gedrag van EVDB-operaties. De respectievelijke aansprakelijkheden zijn echter nog niet duidelijk afgebakend onder internationaal recht (de Commissie voor Internationaal Recht binnen de Verenigde Naties houdt zich momenteel o.a. met dit onderwerp bezig) en deelnemende/lidstaten zijn in zekere mate ook verantwoordelijk voor hun eigen gedrag in het kader van deze operaties. De verantwoordelijkheid van deze landen wordt nog versterkt door enerzijds de bijzondere verplichting om het recht der gewapende conflicten te eerbiedigen en te doen eerbiedigen en anderzijds de verplichting onder EU-recht om mensenrechten die deel uitmaken van de algemene beginselen van EU-recht na te leven bij het ten uitvoer leggen van EVDB-operaties. Aangezien zowel de EU zelf als de deelnemende/lidstaten verplichtingen hebben onder het recht der gewapende conflicten en mensenrechten en deze verplichtingen vrij gelijklopend zijn, zouden er wat betreft deze rechtstakken geen grote lacunes mogen zijn.Ten zesde kan de mate waarin de EU en haar lidstaten deze verplichtingen hebben erkend, moeilijk worden achterhaald gezien de vertrouwelijke aard van de meest relevante documenten. Niettemin lijkt er slechts een beperkte erkenning te zijn van de eigen verplichtingen van de EU - in tegenstelling tot die van de lidstaten. Het is evenwel moeilijk te beoordelen in welke mate dit het gevolg is van het (deels blijvende) verzet tegen de rechtspersoonlijkheid van de EU dan wel van de standpunten van de EU en haar lidstaten inzake toerekenbaarheid en verantwoordelijkheid. Bovendien lijkt er een zekere terughoudendheid te zijn om de toepasselijkheid van mensenrechten in rechte te aanvaarden. Daarentegen wordt de toepasselijkheid van het recht der gewapende conflicten, binnen zijn toepassingsgebied, blijkbaar niet ernstig betwist.Op basis hiervan worden de volgende vier aanbevelingen geformuleerd:Ten eerste, dat, ongeacht het lot van het Verdrag van Lissabon, de lidstaten en de EU de internationale rechtspersoonlijkheid van de EU onder internationaal recht zouden erkennen en aanvaarden dat dit eigen rechten en plichten voor de EU impliceert, inclusief inzake het EVDB en onder het recht der gewapende conflicten en mensenrechten.Ten tweede, dat de lidstaten en de EU zouden erkennen dat mensenrechten toepasselijk zijn in de mate waarin zij rechtsmacht uitoefenen over personen en/of grondgebied – hoe beperkt dit ook moge wezen - in EVDB-operaties, zij het met de hierboven aangegeven beperkingen. Deze toepasselijkheid is niet alleen in rechte gefundeerd maar wordt ook ondersteund door de cruciale beleidsoverweging dat de EU moeilijk geloofwaardig kan blijven indien zij in EVDB-operaties niet zelf aanvaardt dat zij door mensenrechten is gebonden. Dit zou tot uitdrukking dienen te worden gebracht in de akkoorden over het statuut van de strijdkrachten/missies voor EVDB-operaties om het engagement van de EU ten aanzien van mensenrechten openlijk te bevestigen. De EU zou op dit belangrijk gebied een voorbeeld kunnen en moeten stellen dat de ontwikkeling van het internationaal recht in een positieve richting kan sturen. Bovendien zou een toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, zoals voorzien in het Verdrag van Lissabon, een mijlpaal betekenen en een precedent uitmaken dat de weg kan effenen voor de toetreding van andere internationale organisaties tot verdragen inzake mensenrechten en – waarom niet – inzake het recht der gewapende conflicten.Ten derde, dat akkoorden over het statuut van de strijdkrachten voor militaire EVDB-operaties die betrokken zouden kunnen geraken in een gewapend conflict een clausule zouden bevatten die respect voor het recht der gewapende conflicten vereist in zoverre het toepasselijk is.Ten vierde, dat Staten en internationale organisaties pogingen zouden ondernemen om te verduidelijken hoe zij verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid (ver)delen in vredesoperaties in het kader van de lopende werkzaamheden van de Commissie voor Internationaal Recht over de aansprakelijkheid van internationale organisaties.Tot slot wil ik benadrukken dat mijn eigen ervaring met EVDB-operaties aangeeft dat in deze operaties zeer goed rekening wordt gehouden met mensenrechten en het recht der gewapende conflicten. Een duidelijk en openbaar standpunt terzake zou echter de geloofwaardigheid van de EU vergroten en zou bijdragen tot de bevestiging en verdere ontwikkeling van het recht der gewapende conflicten en mensenrechten en is daarom wenselijk in een tijdperk waarin beide rechtstakken onder aanzienlijke druk staan.[1] Ik gebruik dit begrip als synoniem voor ‘internationaal humanitair recht’ of ‘(humanitair) oorlogsrecht’.
机译:自欧盟条约制定以来,欧洲联盟(EU)逐步制定了共同外交与安全政策。 《阿姆斯特丹条约》为欧盟提供了在欧盟内部而不是通过西欧联盟实施其安全和防御方面的可能性。 1999年,科隆和赫尔辛基的欧洲理事会决定使用此选项,并启动了(共同的)欧洲安全与防御政策(ESDP)。随后,通过在欧盟内部建立政治军事机构,欧盟接管西欧联盟的危机管理职能以及成员国对必要部队,文职人员和资源的承诺,逐步实现了这一目标。尼斯条约将其包含在《欧盟条约》中。 ESDP于2001年12月被宣布为有限运行,尽管有“公认的限制”,但于2003年5月完全运行。2003年,欧盟随后启动了其第一批军事和民用行动。这些行动的数量和规模迅速增加,而且非常多样化(2008年6月30日已经启动了20项行动)。此外,2003年12月,欧洲理事会通过了题为“更美好世界中的欧洲更安全”的欧洲安全战略,随着ESDP通过这些行动越来越明显,出现了许多法律问题,包括有关国际法律基础的问题。对于这些操作,应遵守《欧盟条约》中ESDP的范围以及适用于这些操作的法律。对于其他国际安全组织,例如美国,已经提出了类似的问题。武装冲突法对联合国维持和平行动的适用性以及北约在1999年对科索沃进行的空战的合法性。尽管如此,欧盟的特殊性质,尤其是在法律上,为欧盟进行了单独的分析,特别是在人权方面。毕竟,关于欧盟/欧洲共同体人权义务的判例法很多,尽管从欧洲和国际法的角度来看,尽管有大量关于ESDP的专业文献,但关于ESDP运作和实践的文献很少。具体的法律方面,例如适用法律。本文旨在填补这一空白。因此,它并未涵盖国际法规定的ESDP的所有方面,而是主要研究了适用于ESDP运作的法律问题。此外,ESDP的相对较高的透明度使人们可以很好地理解此类操作的法律方面,而其他国际安全组织则很少。原则上,不会详细讨论ESDP的欧洲法律方面。但是,如果这些方面与国际法方面有关,则当然将对其进行讨论。这是例如欧盟的国际法人资格及其条约能力以及《欧盟条约》下ESDP任务的范围就是这种情况,在整个本文中,欧盟的出发点是2008年6月30日生效的《欧盟条约》。但是,在相关情况下,还讨论了《里斯本条约》所带来的变化。该调查于2008年6月30日结束,其第一部分详细论述了ESDP及其法律方面。为此,本章在第1章中简要回顾了ESDP的历史发展。随后,第2章简要讨论了ESDP的主要特征和方面,包括《里斯本条约》下可能的未来发展。迄今为止,大多数ESDP运作已启动,其法律方面已在第3章中介绍。本节的结尾部分是对国际法规定的ESDP主要方面的确认和讨论,重点是ESDP的范围。 ESDP是ESDP运作的国际法律基础,某些成员国的中立性与ESDP兼容,并且非常简要地讲,ESDP运作中适用的法律。毕竟,在第三部分中将详细讨论后一个方面,但是,在第三部分中可以更详细地探讨后一个方面之前,有必要研究一个初步且相当基本的问题,该问题仅在有限的程度上进行了研究。,即根据国际法约束国际组织的国际义务是什么?在第二部分中对这个问题的分析始于国际组织在国际法中的法律地位(第五章)。本章的见解将在第6章中应用到欧盟。然后,在第7章中,我讨论了实际的初步问题,即国际组织,特别是欧盟在多大程度上受国际法的约束,第三部分简要介绍了适用于ESDP的法律框架和法律。行动,其次是论文的核心,即武装冲突法[1](第8章)和人权(第9章)的适用性。前两章根据第二部分的结论,涵盖了两个法律领域的特定方面,包括一般的维和行动,以及欧盟和参与国在ESDP行动中的专门义务。它还对国际法这两个分支之间的关系进行了详细研究,总法令强调了以下六个要素:第一,具有国际法人资格的国际组织在这种法人资格下受国际法的约束很大;通过各种来源,其中一些适用于所有国际组织,而某些则特定于每个组织。这些资源包括其创始条约和相关文书;国内法的其他内容,包括其中承认的一般法律原则和主管机构的决定;他们缔结的条约;习惯国际法;第二,在欧盟根据国际法已经具有的国际法人资格下,欧盟根据国际法具有自己的权利和义务,包括武装冲突法和人权法。具体义务来自各种来源,包括《欧盟条约》第6条,欧盟法律的一般原则,习惯国际法,以及欧盟将来可能加入《欧洲人权公约》的可能性。虽然向欧盟作为国际组织的申请可能需要进行某些调整,但就武装冲突法和人权法而言,这种变化似乎很少。因此,有人认为可以假定完全适用,而欧盟有责任证明某条特定规则不能适用或只能对其进行修改。关于人权,有论点认为,关于域外范围的辩论与国际组织相比意义不大,而有利于其定义上的职能管辖权;第三,适用于ESDP行动的国际法包括一系列复杂的法律。国际和欧盟法律规则,在某些情况下还包括人权和武装冲突法。当这两项法律属于这些制度的管辖范围时,则适用于ESDP行动,例如,一方面未经其同意而参与武装冲突或占领领土,以及对人和/或人行使权力(尽管有限)或另一个领土。第四,当人权适用于ESDP行动时,必须考虑具体情况。由于紧急状态,联合国安全理事会决议的影响,武装冲突法的适用性,有时甚至以特别法为准,在某种程度上,这可能导致限制甚至偏差。对某些人权的区域性解释。如果适当考虑这些因素,则可以在ESDP行动中运用人权,而不会损害任务授权和任务的成功执行。运作,欧盟原则上是负责ESDP行动行为的主要实体。但是,国际法尚未明确界定各自的责任(联合国国际法委员会目前正在就此问题开展工作),与会国/会员国在某种程度上也应为此承担责任操作。这些国家的责任一方面通过尊重和确保遵守武装冲突法的特别义务,另一方面在欧盟法律下的尊重人权的义务而进一步加强,这是欧盟法律总原则的一部分。实施ESDP操作。由于欧盟本身和与会国/参加国/成员国都在武装冲突法和人权法下都有义务,并且这些义务非常相似,因此这些法律部门之间不应存在重大差距。第六,欧盟及其成员国的程度确认了这些义务后,由于最相关文件的机密性,很难找到。然而,与成员国的义务不同,似乎对欧盟自身义务的认识有限。但是,很难评估这是(持久)反对欧盟法人资格或欧盟及其成员国在问责制和责任制上立场的结果的程度。此外,似乎有些不愿接受人权在法庭上的适用性。另一方面,武装冲突法在其范围内的适用性似乎并未受到激烈的争论,在此基础上提出了以下四项建议:首先,无论《里斯本条约》,成员国和欧盟的命运如何欧盟根据国际法享有的国际法人资格,并承认这隐含着欧盟对自己的权利和义务,包括在ESDP上以及根据武装冲突法和人权法;第二,成员国和欧盟将承认人权尽管他们有上述限制,但他们在ESDP运作中对个人和/或领地行使管辖权的范围(无论有多有限)。这种适用性不仅基于法律,而且还受到关键政策考虑因素的支持:如果欧盟本身在ESDP行动中不接受受人权约束的欧盟,则很难保持信誉。这应该反映在关于ESDP行动的武装部队/特派团的地位的协议中,以公开确认欧盟对人权的承诺。欧盟可以而且应该在这一重要领域树立榜样,以引导国际法的发展朝着积极方向发展。此外,按照《里斯本条约》的规定,欧盟加入《欧洲人权公约》将是一个里程碑和先例,可以为其他国际组织加入人权公约和条约铺平道路。第三,关于可能参与武装冲突的ESDP军事行动的武装部队地位协定将包含一项条款,要求遵守《武装冲突法》。第四,各国和国际组织将努力澄清它们如何在和平行动中分担和分配责任与责任,这是国际法委员会关于国际组织责任的现行工作的一部分。最后,我想强调一点ESDP行动的自身经验表明,这些行动充分考虑了人权和武装冲突法。但是,在此问题上明确和公开的立场将提高欧盟的信誉,并有助于确认和进一步发展武装冲突法和人权法,因此在两个法律部门都承受着巨大压力的时代[1]是可取的。我用这个术语作为“国际人道主义法”或“(人道主义)战争法”的同义词。

著录项

  • 作者

    Naert Frederik;

  • 作者单位
  • 年度 2008
  • 总页数
  • 原文格式 PDF
  • 正文语种 en
  • 中图分类

相似文献

  • 外文文献
  • 中文文献
  • 专利

客服邮箱:kefu@zhangqiaokeyan.com

京公网安备:11010802029741号 ICP备案号:京ICP备15016152号-6 六维联合信息科技 (北京) 有限公司©版权所有
  • 客服微信

  • 服务号