Fous, prodigues et faibles d'esprit : l'interdiction et le conseil judiciaire dans le tribunal de première instance d'Angers 1820-1835, 1880-1883

摘要

De archieven van de burgerrechtelijke strafprocedures, het verbod en de toekenning van de gerechtelijke raad, werpen een nieuw licht op drie 'buitensporige' gedragscategorieën die door de burgelijke rechtbank werden gesanctioneerd in de 19e eeuw: krankzinnigheid, zwakzinnigheid en spilzucht. De door de juristen gegeven defmities van deze 'gemoedsaandoenin- gen' laten toe het uitgebreide déviante gedragsveld vast te stellen, vatbaar om foutief gestraft te worden door een totaal of gedeeltelijk verlies van de individuele rechten. De toevlucht tot burgerlijke rechtbanken was echter slechts een radertje, zo men wil, van de verschillende regu- leringsvormen van deze normovertredingen. Diezelfde toevlucht vormde een soort van devian- tiereglement waarin de naaste familieleden een hoofdrol speelden. Bovendien zijn het deze laasten, die zelf dergelijke procedures instelden alvorens de transfer van het conflict naar de gerechtelijke scène. De Staat en de lokale administratieve instanties lieten veeleer hun invloed op institutioneel vlak gevoelen door o.a. de 'prise en charge' van personen van zeer problema- tische aard voor de gemeenschap (zoals sommige geesteszieken). Deze bijdrage laat toe beter de respectievelijke rollen van de familieleden, de justitie en het staatsapparaat in de sociale regeling van verschillende deviantievormen in de XIXe eeuw te situeren.